Klank- en woordleer

Prof. dr. Rik Vosters

Korte inhoud

Dit studiedeel biedt een eerste taalkundige kijk op de Nederlandse taal.

In een eerste deel gaat dit studiedeel dieper in op de fonetiek en fonologie van het Nederlands. We behandelen achtereenvolgens enkele basisbegrippen uit de fonetiek (o.a. de spraakketen, spraakproductie- en receptie, de menselijke spraakorganen, het internationaal fonetisch alfabet), de articulatie van vocalen en consonanten in het Nederlands, de basisbegrippen uit de segmentele fonologie (o.a. fonemen, allofonen en distinctieve kenmerken), diverse fenomenen uit de studie van ‘connected speech’ (o.a. coarticulatie, fonologische regels, assimilatie, reductie, deletie, insertie), en enkele aspecten van uitspraakvariatie in het hedendaagse Nederlands.

Vervolgens richt dit studiedeel zich in een tweede deel op de (lexicale) morfologie. We staan stil bij enkele basisconcepten van geleedheid op woordniveau, en besteden vervolgens aandacht aan de derivationele morfologie (afleidingen) en de compositionele morfologie (samenstellingen). Vertrekkend van het woord als eenheid van vorm en betekenis krijgen ook de kruisverbanden tussen morfologie en (lexicale) semantiek hierbij de nodige aandacht.

In een laatste, minder omvangrijk deel behandelen we (indien de tijd het toelaat) het ontstaan en de ontwikkeling van de Nederlandse orthografie, en verkennen we de systematiek van de spelling op basis van de onderliggende fonologische en morfologische principes.

Theoretische concepten worden aan de hand van oefeningensessies toegepast en ingeoefend.

Leerdoelstellingen

1. De studenten kunnen de diverse analyseniveaus van taal (grafeem, klank, foneem, morfeem, woord, woordgroep, zinsdeel, zin) en bijhorende taalkundige disciplines herkennen en onderscheiden, en zijn in staat om de in het studiedeel behandelde concepten en methodes te situeren in dit overzichtskader. [Dublin-descriptor NVAO: kennis en inzicht]

2. Voor het onderdeel fonetiek en fonologie kunnen de studenten de behandelde basisbegrippen identificeren en definiëren, en kunnen ze uitleggen hoe diverse klanken en fonemen tot stand komen binnen de spraakketen. Voor het onderdeel morfologie zijn ze in staat om het onderscheid tussen compositie en derivatie te schetsen, en kunnen ze de behandelde woordvormingsprocessen en opbouw van afleidingen en samenstellingen uitleggen en illustreren. Voor het onderdeel orthografie kunnen de studenten een beknopt overzicht van de ontwikkeling van de Nederlandse spelling geven, en kunnen ze de verbanden tussen orthografie en fonologie enerzijds, en tussen orthografie en morfologie anderzijds kort beschrijven en illustreren. [Dublin-descriptor NVAO: kennis en inzicht]

3. Bovendien zijn de studenten in staat om de klanken en fonemen van het Nederlands te herkennen en wetenschappelijk te beschrijven, en kunnen ze de behandelde fonologische regels op reële voorbeelden toepassen. Daarenboven kunnen ze gelede woorden morfologisch analyseren en eigen voorbeelden aanreiken van de behandelde derivationele en compositionele processen. [Dublin-descriptor NVAO: toepassen kennis en inzicht]

4. De studenten doen de nodige vaardigheden op om zelfstandige basis geziene en ongeziene taaluitingen vanuit fonetisch, fonologisch en morfologisch oogpunt adequaat te beschrijven en analyseren. [Dublin-descriptor NVAO: leervaardigheden]

5. De studenten kunnen in het Standaardnederlands zowel in gesproken als geschreven vorm rapporteren over hun kennis en toepassing van fonetische, fonologische, morfologische en orthografische basisbegrippen, in een gepast wetenschappelijk register en met een relatief accuraat gebruik van de aangeleerde vakterminologie. [Dublin-descriptor NVAO: communicatie]

Meer informatie

Zie Canvas