Opiniestuk De Morgen

Heeft het Nederlands aan de Vlaamse universiteiten nog een toekomst?

https://www.demorgen.be/meningen/heeft-het-nederlands-aan-de-vlaamse-universiteiten-nog-een-toekomst~bee18b4a/

Rik Vosters doceert Nederlandse taalkunde aan de Vrije Universiteit Brussel

De doemberichten uit Nederland stromen binnen: de opleiding Nederlands aan de Vrije Universiteit van Amsterdam wordt opgedoekt en in alle kranten lees je hoe slecht het gaat met de neerlandistiek. Althans als je naar de studentenaantallen kijkt, want qua onderzoek doen taal- en literatuurwetenschappers uit de Lage Landen het uitstekend. En hoewel de terugval in studentenaantallen in Vlaanderen beperkter is dan in Nederland, komen ook de opleidingen taal- en letterkunde hier te lande steeds meer onder druk te staan.

De malaise komt voort uit een onderwaardering van talen in het leerplichtonderwijs en de afnemende waardering van ‘zachtere’ wetenschapsgebieden. Waar een diploma Germaanse vroeger deuren deed opengaan, vragen ouders zich vandaag de dag vooral af of zo’n studiekeuze geen garantie op werkloosheid inhoudt. Ten onrechte, want onze alumni vinden prima werk, maar de perceptie zit tegen. Terwijl technologiereuzen als Google net schreeuwen om soft skills en taalkundig talent, blijft Vlaanderen eenzijdig de STEM-klok luiden.

Hoewel de politiek graag lippendienst bewijst aan de moedertaal, betekent die steun in de praktijk te weinig. Met de flauwe reactie van minister Crevits (CD&V) dat er toch al een en ander is gebeurd voor de talen, gaan we het tij niet keren. Als we willen dat de studie van het Nederlands ook in de toekomst nog een plaats heeft aan onze universiteiten, is er nood aan actie op twee fronten.

Ten eerste moet het financieringsmodel van de universiteiten worden herdacht. Doordat de overheid competitie binnen een gesloten enveloppe aanmoedigt, slinkt het budget per student overal, met alle gevolgen van dien. De structurele onderfinanciering dwingt universiteiten om ook intern een harde economische logica op te leggen, waardoor al snel wordt gedacht in termen van winstgevende versus verlieslijdende opleidingen. Bovendien zijn één en één niet gelijk in de academische logica: waar de universiteit per masterstudent taal- en letterkunde een vast werkingsbudget ontvangt, krijgt ze voor diezelfde student wiskunde het drievoud. Die weging, waarbij studenten in de geesteswetenschappen twee tot vier keer minder meetellen, is bedoeld om de verschillen in studiekosten te dekken. Maar de werkelijke kosten zijn vaak anders. Net voor talenstudenten is een intensieve begeleiding in kleine groepen nodig: een taal en haar literatuur bestudeer je nu eenmaal niet in een aula.

Als maatschappij en politiek deze opleidingen dus ook belangrijk vinden, moet er boter bij de vis komen: er is behoefte aan een stabieler en minder competitief financieringsmodel, waarbij ook minder populaire maar waardevolle studierichtingen op gegarandeerde ondersteuning kunnen rekenen.

Ten tweede is er nood aan een bredere herwaardering van het talenonderwijs. De keuze voor moderne talen in het secundair blijft door het watervalsysteem te vaak een negatieve keuze – “Ik was niet zo goed in wiskunde, meneer.” Erger nog: veel leerkrachten geven toe dat de lat voor talen vaak hoger ligt in de niet-talenrichtingen. Dat moet anders en beter! Het onderwijs van het Nederlands moet worden versterkt, van voldoende nadruk op leesplezier in de jongste jaren tot ruime aandacht voor taalbeheersing, literatuur en inzicht in taalstructuur in het secundair. De nieuwe eindtermen geven hoop, maar de beslissing van de katholieke koepel om de uren Nederlands terug te schroeven is een historische vergissing: vergissen is weliswaar menselijk, maar volharden in een vergissing is zelfs in goede katholieke middens des duivels.

Toch stopt het niet bij het Nederlands. Talen leren is geen kwestie van of-of, waarbij beheersing in één taal ten koste gaat van een andere. Talen versterken elkaar net: kennis van vreemde talen voedt ook de beheersing van de moedertaal. Daarom moeten we al veel vroeger starten met het leren van die vreemde talen, en veel sterker durven inzetten op meertalig onderwijs. Bovendien moet er ook in de basisschool ambitieus worden lesgegeven in de doeltaal, en is ook daar nood aan speciaal opgeleide taalleerkrachten.

Enkel door solide financiële engagementen op tafel te leggen en werk te maken van een ambitieus relanceplan op alle niveaus kan de overheid vermijden dat er binnen tien jaar krokodillentranen vloeien over het verdwijnen van een opleiding Nederlands in Vlaanderen. Als de Nederlanders het niet meer doen, is het meer dan ooit aan ons om het Nederlands ook op het hoogste niveau te blijven bestuderen.