Verschenen in De Morgen (24 april 2021)
De Morgen pakte donderdag uit met de sensationele krantenkop dat de nieuwe Algemene Nederlandse Spraakkunst (ANS) enkele grammaticaregels zou hebben versoepeld en dat taalfouten als ‘groter als’ vanaf nu niet meer fout zouden zijn. Dat kan tellen, na voorstellen tot afschaffing van de werkwoordsspelling en het bericht dat de Universiteit van Hull spel- en taalfouten niet meer als fout zou aanrekenen ter wille van niet-Engelstalige studenten. In een mum van tijd werd het de meest gelezen kop op demorgen.be, en op VTM verklaarde een leerkrachte voor de klas dat ze dergelijke taalkwesties niet meer fout zou rekenen op toetsen. ‘Voor mij als leerkracht ook gemakkelijker’, klonk het.
Onder professoren en taalkundigen klonk echter vooral tandengeknars. Het was dan ook ‘fake news’: de ANS schrijft geen taalregels voor en bepaalt niet eenduidig wat goed of fout is op grammaticaal vlak, zoals het Groene Boekje dat bijvoorbeeld voor de spelling wel doet. Net zoals een bioloog het ontstaan van een nieuwe miersoort bestudeert, observeren en documenteren taalkundigen hoe taal varieert en verandert. Voorschrijven welke kleur de mier zou moeten hebben heeft weinig zin, en is ondergeschikt aan het beschrijven welke kleur het insect daadwerkelijk heeft.
Al de heisa toont op zich mooi aan hoe nauw taal velen aan het hart ligt. Al loopt het soms wel de spuigaten uit. Hatemail van vooral oudere, Vlaamse mannen: elke taalkundige die zich in het publieke debat mengt, kent het fenomeen. Taalgebruikers zijn we allemaal, maar daarom zijn we nog geen taalexperts: ik rij zelf met een Škoda, maar vraag me niet om het onding te herstellen of je uit te leggen hoe de verbrandingsmotor erin werkt. Bovendien gaapt er vaak een grote kloof tussen onze visie op taal en ons eigenlijke taalgebruik. Veel van de hatemail die ik ontvang, ook om me op vermeende taalfouten te wijzen, voldoet zelf niet aan de normen van de standaardtaal.
Er is onder taalkundigen een grote consensus over het verschil tussen taalgebruiksregels en opgelegde taalregels. Taalgebruiksregels zitten in ons hoofd en wijzen met vaak subtiele variatiepatronen op de onderliggende systematiek van het taalgebruik. Dit soort eerder statistische regels kunnen we toepassen zonder ze ooit geleerd te hebben op de schoolbanken: weinigen kennen het trocheïsche principe in de meervoudsflexie, maar iedere moedertaalspreker weet wel dat het meervoud van boek niet *boeks maar boeken is. Een vorm als *boeks noemen we ongrammaticaal, omdat hij ingaat tegen een dergelijke taalgebruiksregel, zoals dus door taalkundigen in de ANS wordt beschreven.
Daarnaast heb je echter ook opgelegde taalregels, die relatief artificieel zijn en veelal met schoolbanken en spruitjeslucht geassocieerd worden, eerder dan met taalkundig inzicht van enig niveau. Vormen die moedertaalsprekers massaal en frequent gebruiken, zijn immers niet fout, zelfs als er meerdere eeuwen opgeheven schoolmeestersvingertjes aan voorafgaan.
Wel kunnen bepaalde vormen ongepast zijn in bepaalde contexten, en daaronder vallen dus kwesties als groter als. Taalkundig gezien zijn beide varianten zeker evenwaardig. Maar omdat ze door veel gezaghebbende taalgebruikers worden afgekeurd als deel van de standaardtaal, zijn ze dus zeker in formele contexten beter te vermijden. Dat wordt ook zo met die nuance in de ANS uitgelegd, maar daar maak je als journalist natuurlijk geen clickbait voor de adverteerders mee. Taalvariatie erkennen heeft dus met gepastheid en contextgevoeligheid te maken, en dat leer je kinderen net niet door te doen alsof veelvoorkomende taalvormen categoriek fout zijn. Leerkrachten die toegeven dat ze zelfs vrienden op de vingers tikken bij spelfouten in WhatsAppberichten, tonen daarmee vooral aan dat ze weinig begrepen hebben van situatiegebonden taalvariatie, en spreiden meer pedanterie dan inzicht in de werking van taal tentoon.
Je zal dan ook geen zinnig taalkundige vinden die voorstelt om alle taalregels zomaar overboord te gooien. Wat wel nodig is, is stoppen met het foutenfetisjisme: taalbeheersing is meer dan enkel als/dan, noemen/heten en een paar onbenullige spellingskwesties. Net in een breder en dieper inzicht in patronen, structuren en statistische wetmatigheden achter taalvariatie schuilt de ware schoonheid van taal. Laten we de verwondering over taal vooral stimuleren, ook bij jongeren, om zó ook tot een hoger taalbeheersingsniveau te komen, in plaats van elke vorm van enthousiasme over taal nuanceloos neer te sabelen met rode pennen.