Woord- en zinsleer

Prof. dr. Rik Vosters

Algemeen

Het opleidingsonderdeel Nederlandse taalkunde: woord- en zinsleer omhelst:

  • 26 contacturen hoorcollege (HOC)
  • 26 contacturen werkcollege (WPO), waaronder:
    • bijna wekelijkse oefeningensessies
    • vier papersessies

Het college vindt plaats in het 1ste semester, met volgend collegerooster:

  • hoorcolleges: dinsdag 14-16 uur
  • werkcolleges: vrijdag 9-11 uur

Voor de meest actuele collegeroosters en lokalen kan je terecht op my.vub.

Korte inhoud

Bij dit studiedeel wordt de focus gelegd op de opbouw en werking van woorden en zinnen in het hedendaagse Nederlands. Concreet biedt het college een inleiding in de woordleer, flexionele morfologie, zinsleer en syntaxis van het Nederlands.

Enerzijds wordt er stilgestaan bij de woordleer en de binnenbouw van de bijhorende zinscomponenten: de woordsoorten van het Nederlands en hun functies als onderdeel van diverse soorten constituenten. We besteden hierbij bijzondere aandacht aan de flexionele eigenschappen van nomina, adjectieven en verba, en benadrukken gaandeweg ook de kruisverbanden tussen morfologie, syntaxis en semantiek.

Anderzijds wordt er uitvoerig ingegaan op de zinsleer vanuit een structuralistisch perspectief, en worden de buitenbouw en syntactische functies van zinsdelen binnen enkelvoudige en samengestelde zinnen in detail besproken (o.a. zinsrelator, subject, objecten, gezegdes, complementen, satellieten, modificeerders). Aansluitend hierbij worden ook diverse woordvolgordeverschijnselen in het Nederlands onder de loep genomen: we bespreken volgorde van subjecten, verba en objecten in diverse hoofd- en bijzintypes, en bieden een taaltypologisch overzicht van de Nederlandse zinsbouw in termen van polen en velden.

De behandelde theoretische concepten worden tijdens de bijhorende werkcolleges vertaald naar de praktijk, waarbij de belangrijkste aangereikte concepten worden ingeoefend aan de hand van praktische oefeningen in de woord- en zinsleer.

Tot slot worden de studenten voor dit studiedeel ook geacht om een wetenschappelijke paper te schrijven. Dit werk omvat een literatuurstudie van een zelfgekozen (toegepast) taalkundig onderwerp, aangevuld met een bescheiden empirisch onderzoek. Mogelijke onderwerpen kunnen aansluiten bij de behandelde thema’s in de colleges Nederlandse taalkunde. Een deel van de (werk)colleges wordt ingevuld met een klassikale voorbereiding op deze wetenschappelijke studie (‘papersessies’).

Zowel de oefeningensessies als de papersessies worden apart ingericht voor de studenten ‘Taal- en Letterkunde’ en de studenten ‘Toegepaste taalkunde’.

Leerdoelstellingen

1. De studenten kunnen basisbegrippen uit de woord- en zinsleer herkennen, definiëren en illustreren aan de hand van in de les of in de literatuur behandelde voorbeelden. [Dublin-descriptor NVAO: kennis en inzicht]

2. De studenten kunnen zelfstandig diverse soorten (morfo)syntactische analyse van woordsoorten en functies van ongeziene enkelvoudige en samengestelde zinnen uitvoeren, en de behandelde theoretische materie zo toepassen op authentiek taalmateriaal. [Dublin-descriptor NVAO: kennis en inzicht]

3. De studenten doen de nodige vaardigheden op om zelfstandige basis geziene en ongeziene zinnen vanuit morfologisch en syntactisch oogpunt adequaat te beschrijven en analyseren. [Dublin-descriptor NVAO: leervaardigheden]

4. De studenten zijn in staat om onder begeleiding een bescheiden literatuur- en empirisch onderzoek over een taalkundig onderwerp naar keuze op te zetten en uit te voeren. [Dublin-descriptoren NVAO: toepassen kennis en inzicht, oordeelsvorming]

5.  De studenten kunnen met een wetenschappelijke paper in geschreven Standaardnederlands rapporteren over hun inzichten, gebruik maken van het gepaste wetenschappelijke register en met een accuraat gebruik van de aangeleerde vakterminologie. [Dublin-descriptor NVAO: communicatie]

Meer informatie

Zie Canvas